De terugreis
Deze trein is dezelfde als vanmorgen.’
‘Ja, zeg ik’.
Het woord kut staat nog steeds in het stof achterop de trein.
‘Wist jij dat van Alex?’
‘ Nee,’ zeg ik. ‘Onbegrijpelijk, verschrikkelijk!’
We staren naar buiten.
Het vieze treinraam is als een televisie zonder kabel.
We proberen te begrijpen welk programma er buiten wordt afgespeeld.